De vasten van Ab is de treurigste dag op de Joodse kalender, wanneer we de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem, de ballingschap van het Joodse volk en talrijke slachtingen herdenken. Vanaf de avond ervoor eten en drinken we 24 uur lang niet, onthouden we ons van elk lichamelijk genot, dragen we geen leren schoenen en nemen we geen bad. Het grootste deel van de dag (tot de middag) begroeten we elkaar niet eens, als teken van een diepe rouw. In plaats van een groet, zeggen we tegen elkaar "Murir Habemos" ('We zullen sterven'). Opmerkelijk is dat de melodieën die tijdens deze dag in de Spaans- en Portugees-Joodse gemeenschap worden gezongen, tot de oudste muziek in onze liturgie behoren, sommige zelfs uit de 16e eeuw. En ze behoren ook tot de mooiste melodieën. De dienst wordt uitgevoerd in bijna volledige duisternis, met alleen kaarsen of zaklampjes.
Het allereerste deel van de liturgie wordt gezongen door de voorzanger: Psalm 137, ook wel bekend als "Bij de rivieren van Babylon". Vooral het laatste couplet is diep verontrustend.
Een belangrijke plaats op Tisj'a be-Ab neemt het lezen van het boek Klaagliederen in: